-
1 verlies
1 loss♦voorbeelden:1 een verlies aanzuiveren • make good/up a losseen verlies bestrijden uit reserves • defray a loss from reserveseen verlies delgen • discharge/amortize a losshet verlies voor zijn rekening nemen, het verlies dragen • bear/stand the lossmet verlies verkopen • sell at a lossmet verlies draaien • make a loss/lossesniet tegen (zijn) verlies kunnen • be a bad loser -
2 verlies
♦voorbeelden:een onherstelbaar verlies • une perte irréparablezware verliezen lijden • subir de lourdes perteszijn verlies erkennen • s'avouer vaincuverlies lijden • subir une pertede vijand zware verliezen toebrengen • infliger des pertes sévères à l'ennemimet verlies verkopen • vendre à perteniet tegen (zijn) verlies kunnen • être mauvais joueur -
3 niet tegen (zijn) verlies kunnen
niet tegen (zijn) verlies kunnenDeens-Russisch woordenboek > niet tegen (zijn) verlies kunnen
-
4 niet tegen (zijn) verlies kunnen
niet tegen (zijn) verlies kunnenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > niet tegen (zijn) verlies kunnen
-
5 hedge one's bets
zich beveiligen tegen verlies -
6 protective transaction
beschermde transacties, zaak die iemand verricht om zichzelf tegen verlies, veroorzaakt bij schommelingen in marktprijzen, te beschermen -
7 dekken
2 [geheel bedekken] cover3 [overeenstemmen met] agree (with) ⇒ correspond (with/to)4 [verbergen] cover (up), hide6 [vergoeden] cover, meet♦voorbeelden:5 iemand in de rug dekken • support someone/stand up for someonede vlag dekt de lading • the flag covers the cargodeze twee verdachten dekken elkaar • these two suspects are covering for each otherzich dekken • 〈 ook leger〉 cover/protect oneself; 〈 jacht〉 hide oneself; 〈 geldwezen〉 hedge one's positions 〈 in termijnhandel〉〈 figuurlijk〉 iemands handelwijze/fouten dekken • sanction someone's actions/mistakesde verzekering dekt de schade • the insurance covers the damagede inkomsten dekken de uitgaven • the receipts cover the expenses -
8 gedekt zijn
gedekt zijn -
9 mauvais joueur
mauvais joueur————————mauvais joueur -
10 dead
adj. dood; levenloos, gevoelloos; absoluut; pal; dode; holst--------adv. compleet, totaal; zeker; (Slang) extreem, heel (Bv. "Our vacation in the Bahamas was dead good")--------n. dood; ten midden (van), in de kern (van)dead1[ ded] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 hoogte/dieptepunt♦voorbeelden:the dead of winter • hartje winter————————dead2〈 deadness〉1 dood ⇒ overleden, gestorven3 onwerkzaam ⇒ leeg, uit, op♦voorbeelden:leave for dead • voor dood achterlatenthe dead • de dode(n)raise from the dead • uit de dood wekkenrise from the dead • uit de dood opstaandead coal • dove/ 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉dead flame • uitgedoofde vlamdead match • afgebrande luciferthe radio is dead • de radio is uitgevallen/doet het niet (meer)cut out (the) dead wood • ontdoen/verwijderen van ballast/overbodige franje¶ dead as a doornail/as mutton • morsdood, zo dood als een pier〈 slang〉 dead duck • mislukk(el)ing, verliezerdead end • doodlopende straat; impasse, dood puntcome to a dead end • op niets uitlopen〈 sport〉 dead heat • gedeelde eerste (tweede enz.) plaatsbeat/flog a dead horse • oude koeien uit de sloot halenstep into a dead man's shoes • iemand opvolgenwait for a dead man's shoes • op iemands bezit/erfenis/baantje azen〈 informeel〉 dead from the neck up • hersenloos, stompzinnigdead nettle • dovenetelQueen Anne is dead • (dat is) oud nieuwsdead weight • dood gewicht, dode last; 〈 techniek, technologie〉deadweight, draagvermogen, eigen gewicht; 〈 figuurlijk〉 ongedekte schuldgo dead • vastlopen, niet verder kunnen; 〈 figuurlijk〉 opgeven; verbroken worden, uitvallen 〈 van verbinding〉〈 informeel〉 I wouldn't be seen dead in that dress/in there • voor geen geld/goud zou ik me in die jurk/daar vertonenI'll see you dead first • over mijn lijkII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉2 volkomen ⇒ absoluut, compleet♦voorbeelden:in dead earnest • doodernstigdead silence • doodse stilteon a dead level • precies naast elkaar¶ the dead spit of (his father) • het evenbeeld van/precies (zijn vader)————————dead3〈 bijwoord〉2 pal ⇒ vlak, onmiddellijk♦voorbeelden:dead certain • honderd procent zekerdead drunk • stomdronkendead easy • doodsimpelbe dead right • groot gelijk hebbendead slow • met een slakkengangdead straight • kaarsrechtstop dead • stokstijf blijven staandead tired/exhausted • doodop, bekaf2 dead ahead of you • pal/vlak voor je (uit) -
11 oplopen
1 [naar boven lopen] go/run/walk up3 [op weg gaan] walk on/along5 [botsen op] bump/run into♦voorbeelden:1 de trap oplopen • run/go/walk up the stairstegen de dijk oplopen • run up the dikeeen rekening laten oplopen • run up a bill/an accountal die kleine bedragen bij elkaar, dat loopt flink op • all those small sums put together, it mounts uphet kan oplopen tot ettelijke miljoenen • it may run/amount to several millions3 de straat oplopen • walk/come into the streetsamen (een eindje) oplopen • walk some/part of the way together4 de straat loopt op • the street rises/climbs5 tegen iemand oplopen • bump/run into into someonetegen een mooi huis/goede baan oplopen 〈 figuurlijk〉 • run into a nice house/good jobII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [opdoen] catch, get2 [scheepvaart] [inhalen] overtake♦voorbeelden:schade/een verlies oplopen • sustain/suffer/receive damage/a losseen verkoudheid oplopen • catch a cold -
12 perdre
perdre [perdr]2 afnemen ⇒ verminderen, zwakker worden♦voorbeelden:y perdre • erop achteruitgaanperdre sur une marchandise • verlies lijden op een artikelII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verliezen ⇒ kwijtraken, erbij inschieten2 verspillen ⇒ verknoeien, verspelen3 ruïneren ⇒ te gronde richten, in zijn goede naam aantasten♦voorbeelden:sans perdre une syllabe • zonder ook maar één woord te missenn'avoir rien à perdre, mais tout à gagner • nee heb je, ja kun je krijgentu ne le connais pas? tu n'y perds rien • ken je hem niet? daar mis je niets aanperdre de vue • uit het oog verliezen2 vous ne perdez rien pour attendre! • u komt heus nog wel aan uw trekken!vous n'auriez pas un instant à perdre? • hebt u niet een ogenblikje voor me?♦voorbeelden:v1) verliezen2) afnemen, zwakker worden3) lekken4) vloeien [vrouw]5) kwijtraken6) verspillen7) ruïneren -
13 compensate
v. schadeloosstellen; vergoeden; compenseren[ kompənsəit]♦voorbeelden:2 he's small, so he compensates by bullying his family • hij is klein, dus hangt hij ter compensatie thuis de tiran uit1 vergoeden ⇒ vereffenen, goedmaken♦voorbeelden:1 I want the landlord to compensate me for all this trouble • ik wil dat de huisbaas me schadeloosstelt voor al deze overlast -
14 lose
v. verliezen; kwijt raken; zich afdoen van; niet begrijpen1 verliezen ⇒ verlies lijden, er op achteruit gaan♦voorbeelden:lose out • het afleggenlose out on something • er (geld) bij inschietenlose on the horses • (geld) verliezen bij de paardenrennen1 verliezen ⇒ kwijtraken, niet (meer) hebben, verspelen♦voorbeelden:lose count • de tel kwijtrakenlose one's mind • krankzinnig wordenlose sight of • uit het oog verliezenlose one's temper • boos wordenlose no time in (doing something) • geen tijd verspillen met (iets)lose one's way • de weg kwijtrakenlose oneself in • geheel opgaan inlose to someone • tegen iemand verliezen -
15 make
n. merk--------v. maken; vervaardigen; veroorzaken; creërenmake1[ meek]1 merk2 natuur ⇒ karakter, soort♦voorbeelden:2 maaksel ⇒ fabrikaat, makelij♦voorbeelden:2 of bad make • van slechte makelij, van slecht fabrikaatthat young man is really on the make • die jongeman is een echte streber————————make21 doen ⇒ zich gedragen, handelen♦voorbeelden:we were making toward(s) the woods • wij gingen naar de bossen¶ make believe • spelen, doen alsofyou'll have to make do with this old pair of trousers • je zult het met deze oude broek moeten doenmake away/off • 'm smeren, ervandoor gaanmake away with oneself • zich van kant makenmake away with • doden; meenemen, jattenmake off with • weg/meenemen, jattenmake at someone • op iemand afstormen〈Amerikaans-Engels; informeel〉 make with • komen met, brengen; doen, uitvoerenmake with the drinks, I'm parched • kom op met de drank(jes), ik heb een vreselijke dorstmake with the show • kom op met de show, voer de show opII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 maken ⇒ bouwen, fabriceren; scheppen; voortbrengen, veroorzaken; bereiden; (op)maken, opstellen 〈 wet, testament〉2 in een bepaalde toestand/positie brengen ⇒ maken, vormen; maken tot, benoemen tot/als3 (ver)krijgen ⇒ (be)halen, binnenhalen 〈 winst〉, hebben 〈 succes〉; lijden 〈 verlies〉; verdienen; scoren, maken 〈punt enz.〉4 laten ⇒ ertoe brengen, doen, maken dat, dwingen5 voorstellen als ⇒ doen lijken op, afschilderen (als)7 worden ⇒ maken, zijn8 (geschikt) zijn (voor) ⇒ (op)leveren, worden9 afleggen ⇒ overbruggen, doen10 bereiken ⇒ komen tot, halen 〈 snelheid〉, gaan; halen, pakken 〈 trein〉; zien, in zicht krijgen 〈 land〉; bereiken 〈 rang〉, worden ⇒ komen in, halen 〈 ploeg〉11 doen 〈 met handeling als object〉 ⇒ verrichten, uitvoeren 〈 onderzoek〉; geven 〈 belofte〉; nemen 〈 proef〉; houden 〈 redevoering〉♦voorbeelden:1 make coffee/tea • koffie/thee zettenmake dinner • het warme eten klaarmakenmake a house • een huis bouwenGod made man • God schiep de mensmake room • plaats makenmake over a dress • een jurk vermaken/verstellenmake a chair from paper • een stoel van papier makena bridge made of stone • een brug van steen, een stenen brugthey made a cupboard out of oak • zij maakten een kast van eikenhoutthat boy's as fast/bad as they make 'em • die jongen is zo snel/slecht als maar kanthe letter made mother happy • de brief maakte moeder blijthe workers made him their spokesman • de arbeiders maakten hem tot hun woordvoerdermake the news public • het nieuws openbaar makenmake over something (into) • iets ombouwen (tot), iets veranderen (in)make a stone into an axe • van een steen een bijl makenyou've made such a happy man out of me • je hebt van mij zo'n gelukkig mens gemaaktmake a profit of two guilders • een winst van twee gulden maken〈 kaartspel〉 make a trick • een slag maken/binnenhalenhe made a lot on this deal • hij verdiende een hoop aan deze transactie4 you think you can make this old car ride again • je denkt deze oude wagen weer aan de praat te kunnen krijgenthe police made Randy sign the confession • de politie dwong Randy de bekentenis te tekenenthe story made her laugh • het verhaal maakte haar aan het lachenTom was made to tell his adventures once more • Tom moest zijn avonturen nog eens vertellenshe made the food go round • ze zorgde ervoor dat er genoeg eten was voor iedereenhe made himself heard by speaking loud and clear • hij maakte zichzelf verstaanbaar door hard en duidelijk te sprekenyou can't make me • je kunt me niet dwingen5 this book makes the Second Worldwar end in 1943 • dit boek laat de Tweede Wereldoorlog eindigen in 1943the director made Macbeth a villain • de regisseur maakte van Macbeth een schurk6 what do you make the time? • hoe laat heeft u het?I make it seven thirty • ik heb het half achtthree and four make seven • drie en vier is zeventhat makes three who want whisky • dat zijn er drie die whisky willenthat novel makes pleasant reading • die roman laat zich lekker lezenshe will make you the perfect secretary • zij zal de volmaakte secretaresse voor je zijnthe man is made for this job • de man is geknipt voor deze baanafter that he made major • daarna werd hij majoorthis car makes a hundred and thirty km/h • deze auto haalt honderddertig km/umake the front pages • de voorpagina's halenmake port • de haven binnenlopenI wonder how that player could make this team • ik vraag me af hoe die speler in dit team kon komen/rakenmake it • op tijd zijn, het halen; 〈 figuurlijk〉succes hebben, slagenhave it made • geslaagd zijn, op rozen zitten11 make a decision • een beslissing nemen, beslissenmake an effort • een poging doen, pogenmake a phone call • opbellenmake war against/on/with • oorlog voeren tegen/metthis new film will make him or break him • met deze nieuwe film is het erop of eronder voor hemmake something do • zich met iets behelpenyou'll have to make this bike do • je zult het met deze fiets moeten doen〈 slang〉 make it • het doen, een nummertje maken, naaienlet's make it next week/Wednesday • laten we (voor) volgende week/woensdag afsprekenmake little of • onbelangrijk vinden; weinig hebben aan, weinig profijt trekken van; weinig begrijpen vanhe made little of this wonderful opportunity • hij deed weinig met deze prachtkansmake much of • belangrijk vinden; veel hebben aan; veel begrijpen van; veel werk maken van 〈 bijvoorbeeld meisje〉they never made much of reading at home • thuis vonden ze lezen nooit belangrijkmake nothing of • gemakkelijk doen (over), geen probleem maken van; niets begrijpen van〈 informeel〉 want to make something of it? • zocht je soms mot?, knokken?〈 informeel〉 that makes two of us • dat geldt ook voor mij, hier idem ditomake over (to) • vermaken (aan), overmaken (aan), toewijzen (aan) 〈geld e.d.〉what do you make of that story? • wat denk jij van dat verhaal?they couldn't make anything of my notes • ze begrepen niets van mijn aantekeningen -
16 whip
n. zweep; zweepslag; striem; slagroom; schuim, eierschuim; verkiezings oproep; het verzamelen van jachthonden; molenwiek, rijs, twijg--------v. met de zweep slaan; slaan; doen schuimen; klappen krijgen; snelle beweging; verzamelen; verlies lijden; vissen; bindenwhip1[ wip] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zweep ⇒ karwats, gesel♦voorbeelden:→ fair fair/————————whip2〈 whipped〉1 snel bewegen/doen ⇒ snellen, schieten♦voorbeelden:whip up • snel oppakken; snel in elkaar draaien/flansenhe whipped round the corner • hij schoot de hoek omII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 afvissen♦voorbeelden:he whipped up his audience • hij zweepte zijn toehoorders op -
17 fire policy
n. verzekeringspolis tegen schade en verlies door brand -
18 joueur
joueur [zĵoe.ur],joueuse [zĵoe.euz]〈m., v.〉1 speler, speelster ⇒ gokker♦voorbeelden:1 joueur de cartes • kaarter, kaartspelerjoueur de tennis • tennissermauvais joueur • iemand die slecht tegen zijn verlies kanm (f - joueuse)1) speler/speelster2) gokker -
19 mauvais
mauvais [moove]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord, m., v.〉1 slecht ⇒ verkeerd, ongunstig2 boos(aardig) ⇒ gemeen, laag, vals♦voorbeelden:mauvais joueur • speler die niet tegen zijn verlies kanmauvaise odeur • vieze lucht, stankun mauvais quart d'heure • een benauwd kwartiertjel'avoir mauvaise • er beroerd aan toe zijnil fait mauvais • het is slecht weerça sent mauvais! • dat stinkt!; 〈 figuurlijk〉daar zit een luchtje aan!〈 informeel〉 pas mauvais ça! • niet gek!le mauvais • het kwade; de deugnietle Mauvais • de duiveladj1) slecht, verkeerd2) boos, gemeen, vals -
20 ne pas savoir perdre
ne pas savoir perdre
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Абора, Стэнли (младший) — Стэнли Абора Общая информация … Википедия
Feind — 1. Als Feind kann ich viel schaden und als Freund viel nützen. – Eiselein, 165. 2. Arme Feind, arme Herren vnd Schmachwort verachtet kein weiser Mann. – Henisch, 1052. 3. Auch den kleinen Feind muss man nicht verachten. 4. Auch vom Feinde kann… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon